bron: Overcoming Dyslexia by Sally Shaywitz M.D., New York, NY: Alfred A. Knopf, 2003
De peuterâŠ
- lijkt geen belangstelling te hebben voor taalspelletjes als nazeggen en rijmen.
- heeft problemen met de bekende kleuterrijmpjes.
- spreekt regelmatig woorden verkeerd uit en blijft hardnekkig steken in peutertaal.
- kent de letters van de eigen naam niet.
- heeft moeite met de namen van getallen, dagen van de week.
De kleuterâŠ
- schrijft de eigen naam nog niet juist .
- kan moeilijk gesproken woorden in stukjes breken: âvoetbalâ is âvoetâ en âbalâ.
- heeft nog steeds problemen met herkennen van rijmwoorden: âmatâ en âkatâ.
- heeft moeite met herkennen van klanken. Vraag: âWat begint het zelfde als âkatâ, âlatâ of âmanâ of âkanâ ?
De aanvankelijk lezerâŠ
- heeft moeite met bepaalde teken-klankkoppelingen, hoe klinkt een âŠ.
- heeft nog steeds problemen in het herkennen en plaatsen van klanken.
- kan geen eenvoudige één-lettergreepwoord lezen als âmatâ of âtopâ.
- maakt leesfouten gebaseerd op teken-klankkoppeling zoals âbalâ voor âkipâ.
- verwart woorden met lastige tweetekenklanken zoals âluikâ en âleukâ.
- klaagt over dat lastige lezen en heeft er geen zin inâŠ..
Het kind na groep 3âŠ
- lange en ingewikkelde woorden verkeerd uitspreken: jannejari i.p.v. januari. ze ginnen i.p.v. ze gingen.
- verwart woorden die ongeveer hetzelfde klinken.
- gebruikt voortdurend aanwijswoorden zoals âdingesâ en âje-weet-welâ.
- heeft moeite met onthouden van data, namen en telefoonnummers.
- heeft moeite met het lezen van korte woordjes als dat, en, in, op.
- raadt direct bij het zien van meerlettergrepige woorden i.p.v. te lezen.
- slaat stukken woorden over; leest âknikkenâ i.p.v. âknikkerenâ.
- vervangt bij hardop lezen woorden met dezelfde betekenis; âmoederâ wordt âmamaâ.
- maakt veel spelfouten en schrijft erg slordig.
- heeft moeite de opdrachten binnen de tijd af te krijgen.
- heeft een hekel aan of is angstig bij hardop lezen.