Rekenen en dyslexie

Dat kinderen met dyslexie niet goed zijn in het leren lezen en spellen is wel bekend. Maar dat deze kinderen ook last van dyslexie hebben bij het leren rekenen is niet iedereen duidelijk. Soms horen we dat de ouders niet alleen dyslexie vermoeden, maar ook dyscalculie omdat rekenen ook zo moeilijk gaat. Dan moeten we uitleggen dat dat vermoedelijk door dyslexie komt. Toch zijn er ook veel kinderen met dyslexie die juist erg goed zijn in rekenen. Hoe zit dat nu precies?

Dat de huidige rekenmethodes veel gebruik maken van ‘contexten’ is natuurlijk een begrijpelijke probleem wanneer het lezen niet optimaal is. Maar er is een aantal zaken aan dyslexie die ook het rekenen lastig maken.

Allereerst is er het getalbegrip, gebaseerd op het tellen van 0 naar 9 en daarna het getal 10, waarbij het cijfer 1 op de tweede positie van achter het aantal tientallen aangeeft. Het werken met deze waarde van de cijfers in de getallen veronderstelt niet alleen inzicht maar ook een vlotte rekenvaardigheid. Hierbij moeten alle combinaties van hoeveelheden tot 10 zijn geautomatiseerd. Dat is pure ‘associatieve’ kennis waarbij het lange-termijngeheugen een belangrijke rol speelt. 4 en 5 is samen 9, dus is 9 min 5  4 en is 9 min 4 5. Dat zijn combinaties die zonder nadenken en tellen uit het geheugen moeten komen om ‘over-het-tiental’ te kunnen rekenen. De optelsom 8+5=13 moet hiermee worden uitgerekend en niet geteld. Om hierbij te kunnen rekenen moet de volgende kennis  paraat zijn:

8+2=10  /  5=2+3 dus : 8+2+3 = 10+3 = 13

Wanneer we het kind op de ‘getallenlijn’ zien tellen vanaf 8; 9,10,11,12,13 heeft het niet gerekend en is de som ondanks dat het antwoord goed is niet juist gemaakt. Het gaat bij rekenen niet om het antwoord, maar om het proces.

Omdat alle mogelijke combinaties t/m 10 moeten zijn geautomatiseerd is dat lastig voor kinderen met een zwak ‘objectgeheugen’, zoals bij dyslexie.

In de volgende leerjaren is bij keersommen, deelsommen, breuken en procenten  een geautomatiseerde tafelkennis enorm belangrijk. Ook hier weer speelt dat zwakke ‘objectgeheugen’ bij dyslexie een negatieve rol.

Een ander aspect is het werkgeheugen bij het hoofdrekenen. In het werkgeheugen worden de ‘rekenobjecten’ tijdelijk opgeslagen moet er ook mee worden gehandeld in de vorm van splitsen, delen, optellen etc. Hierbij kunnen objecten ‘zoek’ raken of zelfs iets wijzigen. Een belangrijke rol van het werkgeheugen is de juiste strategie te kiezen en a.h.w. in het hoofd te kijken tijdens het proces. Dat vergt niet alleen veel concentratie, aandacht en ‘focussen’ maar diverse taken van het werkgeheugen zijn bij dyslexie niet sterk, hoewel er veel verschillen zijn tussen de kinderen met dyslexie.

Een kladblaadje gebruiken om het werkgeheugen hierbij te ondersteunen is een goed hulpmiddel.

Samenvattend kan worden gezegd, dat het zwakke langetermijngeheugen en een zwak werkgeheugen, kenmerkend bij dyslexie, negatieve invloed hebben op het rekenproces.