Klanken benoemen

Gooi met een bal over en weer, noem bij het gooien een woord. Degene die de bal vangt mag alleen de klanken benoemen die je in het woord hoort. Bijvoorbeeld: ‘spelen’; de klanken zijn ‘ee’, ‘uh’ of ‘kabouter’; de klanken zijn ‘aa’, ‘ou’, ‘uh’ of ‘meneer’; de klanken zijn ‘uh’ ‘ì’. Let op! Je noemt dus de klanken zoals je ze hoort, dus niet de klinker die je schrijft.