Pak twee lege vellen gekleurd papier. Maak op het ene vel een tekening van een kikker en op het andere vel een vogel. Noem een woord met open lange klank (zoals vo-gel) of een gesloten korte klank (zoals kik-ker). Je kind luistert goed naar de eerste klank (a-e-i-o-u) in het woord. Klinkt de klinker lang? Wijs dan de vogel aan. Klinkt de klinker kort? Wijs dan de kikker aan. Je kind noemt de eerste klank in het woord en zegt of de klank lang of kort klinkt.
Voorbeeld: Jij noemt het woord ‘mager’. Je kind wijst de tekening met de vogel aan en zegt: “aa in ma-ger klinkt lang”. Jij noemt ‘katten’. Je kind wijst de tekening met de kikker aan en zegt: “ah in katten klinkt kort”.Â
Je kan het spelletje uitbreiden door ook de woorden op het blad erbij te laten schrijven.
Voorbeelden van woorden met een open lange klank zijn: muren/drama/mode/rare/poging/ramen/gluren/kilo
Voorbeelden van woorden met een korte klank zijn: katten/stekker/greppel/dammen/dassen/poppen/kippen/grappig